Mieke Melief
Author Archives: Mieke Melief

De compradores en de verdragshavens

Fingerspitzengefühl

Hierboven een foto (in twee delen) van een compradore (Portugees voor inkoper) d.w.z. een handelsagent of merchant. Deze agenten of tussenpersonen speelden een cruciale rol in de handel tussen de Chinezen en de westerlingen, in de periode vanaf het midden van de negentiende eeuw tot 1949. Hoewel grote verdragshavens als Hong Kong, Shanghai en Tientsin een open door policy hanteerden, hetgeen betekende dat de handel vrij was, waren deze Chinese tussenpersonen onontbeerlijk. Zij wisten precies hoe je een goede deal kon sluiten. Ze wisten precies wie betrouwbaar was,  welke egards je in acht moest nemen, kenden de Chinese systemen van maten en gewichten en stonden bovendien garant voor de betalingen en het vervoer van de goederen. Ze vroegen een commissie op alle transacties en werden zo puissant rijk. Vaak waren bedrijven joint ventures van Chinezen en westerlingen. De  buitenlandse taipans konden niets beginnen zonder het Fingerspitzengefühl van de compradores.

Eindeloos geduld

Anneke herinnert zich nog van de tijd in Tientsin, dat handelen een speciale mentaliteit vergde. Vader Frans had ook een compradore. Als je wist dat er een partij te koop was moest je psychologisch en tactisch bieden, loven, een bod aannemen of verstoten, of een nieuwe bid doen. De Chinese partij vroeg soms belachelijk veel. Sommige handelspartners lieten haar vader eindeloos wachten. Talenten als diplomatie en hoffelijkheid waren onontbeerlijk. Je moest vooral gezichtsverlies bij de Chinezen voorkomen. Anderzijds moest je je ook niet laten beetnemen, want de Chinese handelspartners waren zeer gewiekst. Annekes vader voelde dat goed aan en wist scherp te onderhandelen. Hij wist ook dat er over de Hollanders gezegd werd in China: “In matters of commerce the fault of the Dutch is giving too little and asking too much.” Anneke mocht haar vader vaak helpen met het decoderen van de telegrammen, want alle transacties gingen per telegram.

Op bezoek bij de compradore

Op  feestdagen als bijvoorbeeld Chinees Nieuwjaar ging het hele gezin de Jongh op officieel bezoek bij de compradore. Frans ontving dan kostbare geschenken. Zijn compradore had twee vrouwen. De eerste vrouw had representatieve taken en nam de honneurs waar. Ergens anders in huis woonde het concubineliefje. De Europese kinderen vonden het verwarrend om goed om te gaan met beide vrouwen.

Holland-China Trading Company (HCHC), which had offices in Hong Kong, Shanghai, Tianjin (Tientsin), Rotterdam and London. Compradors were important to do busininess in China. This photo is a portrait of one of them, Mr Tong Lai Chuen J.P. ( a.k.a. Tong Yuk, a.k.a. Tong Lai-ts’un). It was found in the archives of one of HCHC’s first directors, Willem Kien.
Bron Flickr: Charles in Shanghai, Courtesy Kien Archives

Terug naar China, eind 1939, met de Conte Biancamano van Genua naar Shanghai

Bij het zwembad

Oorlogsdreiging

In Europa nam eind 1939 de dreiging van een oorlog nog steeds toe, dus wilde Frans zo snel mogelijk terug naar China, zolang het nog mogelijk was. Hij kon overigens op dat moment niet vermoeden dat hij na zijn vertrek naar China zijn Hollandse familie jarenlang niet meer zou terugzien, hoewel hij wel merkte dat het nu al moeilijker werd om een grote zeereis te boeken.

De luxe S.S.Biancamano van de Lloyd Triestinolijn

Ze gingen ditmaal met een oceaanstomer van de Italiaanse lijndienst, de Lloyd Triestinolijn, de S.S. Conte Biancamano. De reis duurde van 23 november tot 22 december 1939. Het vertrekpunt was Genua, waar Frans en zijn gezin door een verduisterd Duitsland heen reisden. Duitsland was al sinds augustus in oorlog met Engeland, dus daar gold al spertijd. De treinreis door dat donkere Duitsland was zeer unheimisch. In München moesten ze in het stikdonker overstappen op een andere trein.

De Conte Biancamano was een buitengewoon luxe passagiersschip. Anneke heeft erg goede herinneringen aan deze reis ‘met een zwembad aan boord, leuke Italiaanse obertjes, elke dag pasta, ravioli’s en spaghetti’s met lekkere sausjes; het was een heerlijke reis’. Er was het gebruikelijke tijdverdrijf. Spelletjes aan dek zoals deck quoits en een fancy dress competition. Deze reizen waren altijd heel ontspannend voor Willy, die dan echt vakantie had. Ze had nu geen huishoudelijke taken en de kinderen werden beziggehouden. Er werd eerst aangelegd in Napels, waar vader de kinderen trakteerde op een rijtoer in een rijtuigje, van waaruit ze de Vesuvius zagen. Vervolgens ging de reis door de Golf van Aden. In Aden gingen ze ook van boord. Anneke raakte daar onder de indruk van de lijkverbrandingen en de rondcirkelende gieren. Na Aden deden ze Colombo aan. Nog een aanlegplaats was Singapore, waar ze de publieke tuin bezochten van een rijke Chinees die daar apen hield. De laatste stop vóór Shanghai was Manilla.

Vertrek uit Napels

 

Een sobere kerst

Op 22 december kwam het schip aan in Shanghai, waar de chique warenhuizen helemaal in Christmas sfeer getooid waren. ‘Het was prachtig, het was zo leuk om te zien’, aldus Anneke. Een kleiner kustschip bracht het gezin naar hun woonplaats Tientsin. Het vertrok vanuit Shanghai op tweede kerstdag en kwam op 26 december in Tientsin aan. Het huis was kil en ongezellig. Er was geen kerstboom, geen cadeautjes, geen kerstsfeer, niks! Anneke beleefde het als een enorme domper. Ze riep tegen haar ouders: “t Is toch Kerstmis?”

 

 

Van Harbin naar Amersfoort met de Transsiberië Express

 

 

10 mei, klaar voor vertrek: Frans en Willy met hun vijf kinderen voor het Yamato Hotel in Harbin

Kaviaar bij het ontbijt

In 1939 ging het gezin De Jongh voor de tweede keer op verlof naar Holland. Ze gingen een jaar eerder vanwege de oorlogsdreiging in Europa. De reis ging dit keer niet met de boot, maar met de Transsiberië Express en zou van China tot in het Gooi elf dagen duren, in plaats van vijf à zes weken met de boot. De reis was dus aanzienlijk korter ondanks een gemiddelde snelheid van zestig kilometer per uur en de veelvuldige, langdurige stops die de trein maakte. De trein vertrok uit Vladivostok, maar ze konden al in Harbin opstappen. Eerst ging het in de trein van Tientsin naar Harbin waar ze in het Yamato Hotel, een Japanse keten, logeerden. Harbin, een stad in Mantsjoerije, was van 1904 tot 1905 in het bezit geweest van Rusland. In 1905 viel het in handen van de Japanners. Vanuit Harbin ging de reis over Vladivostok, Irkoetsk, Tomsk en Moskou. Ze hadden met hun gezin twee hele compartimenten in de trein tot hun beschikking, waarvan er een als speelruimte gebruikt werd. De ramen konden met rolgordijnen verduisterd worden. Op 9 mei vertrokken ze uit Tientsin. Er is een foto gemaakt van hun vertrek. De ouders hadden deze reis goed voorbereid en ze brachten veel spelletjes, zoals knipselspelletjes, en boeken aan boord. In de trein reisde nog een gezin; een Engelse familie met drie jongetjes. Met hen maakten de kinderen een hele circusvoorstelling, waar de ouders naar kwamen kijken. De Russische obers hadden schik in al die kinderen en verwenden hen gruwelijk. De steward vroeg iedere ochtend aan Anneke, die hij Anouschka noemde; “You want some caviar?”, waarop ze altijd ja zei, omdat ze het heerlijk vond. “Je bent voor je leven bedorven”, zei haar latere echtgenoot toen hij dit verhaal hoorde.

Wolven in de taiga

Anneke vertelt dat het ook een reuze spannende reis was. Terwijl ze door de besneeuwde taiga’s reden maakte vader de kinderen wijs dat er wellicht wolven te zien waren: “Als je goed kijkt, wie weet zie je misschien wel een wolf.” Anneke voelde zich wel gefopt toen vader achteraf vertelde dat ze geen wolven hadden kunnen zien, want die sloegen natuurlijk bij het geluid van de trein op de vlucht. Vader had daar reuze lol om. Maar het idee dat je een wolf kon zien hield de kinderen goed bezig. Anneke dacht echt dat ze iets had zien bewegen, dat op een wolf leek. Broertje Frans was anderhalf jaar oud en Anneke vond het emaillen potje dat Willy meetroonde heel gênant. Ze herinnert zich van die reis ook het monotone geluid van de rijdende trein en het besneeuwde landschap van Siberië. Er werd een kort bezoek gebracht aan Moskou met zijn Rode Plein. Ze hoorden toen dat de ondergrondse net was voltooid, in 1938. De prachtige stations waren van marmer. De metrotreinen zoefden langs de stations. Alles was even luxueus. De Russen waren apetrots op deze grootsteedse moderniteit. De De Jonghs besloten met de hele familie de stad te bezichtigen en namen de metro. Op een gegeven moment raakte vader bij het uitstappen met Fransje op de arm tussen de deuren bekneld. Met een gezin met jonge kinderen uitstappen duurde kennelijk te lang. Hij kon zich nog net loswringen. Een angstig moment. Maar als Anneke de verdere herinneringen aan deze reis ophaalt wordt ze weer laaiend enthousiast. Ze heeft alles onderweg als één feest en één groot avontuur beleefd.

Na 10 dagen, op 19 mei, kwamen ze in Amersfoort aan en werden ze afgehaald door oom Paul met zijn verloofde Wiesje en zijn zus, tante Wiesje, dit tot teleurstelling van Anneke, die op oma en opa gerekend had.

Anton en Jetje in een van hun rijtuigen, vertrek uit Harbin

Kerstmis in Weihsien

Deze kerstkaart werd gemaakt door een gevangene in Weihsien, het jappenkamp voor geallieerde burgers in Noord-China.  Hoewel er een groot tekort was aan papier, inkt, kleurpotloden of verf, lukte het de geïnterneerden toch om van de laatste restjes mooie kaarten en affiches te maken.  De geïnterneerden waren vaak ernstig ondervoed maar spaarden ook voedsel om met kerst iets extra’s op tafel te kunnen zetten. Voor de kinderen werd speelgoed gemaakt van materiaal dat afkomstig was van de afvalhopen in het kamp. Het was erg moeilijk om te communiceren met de buitenwereld.  Af en toe mochten  de gevangenen een berichtje naar hun families sturen op een klein Rode Kruis formulier. De meeste brieven werden achtergehouden door de Japanse staf en op een stapel in een schuurtje bewaard. Toch slaagden de bewoners  er op heldhaftige wijze in om de moed niet te verliezen en om vooral de moeilijkheden zoveel mogelijk voor hun kinderen te verbergen.

 

Hoop op betere tijden

Met weemoed zullen  de geïnterneerden in het kamp teruggedacht hebben aan de onbezorgde kerstfeesten, die ze voor de oorlog vierden in mooie verdragssteden als Hong Kong, Tientsin en Shanghai. Op de kerstkaart van 1936, die de ouders van Anneke de Jongh aan vrienden en familie stuurden, zien we een gelukkig en welvarend gezin. Ook  hun brieven van voor de oorlog vertellen over de feestelijke kerstdagen. Ieder jaar stond er bij de De Jonghs in de hoek achter de divan een kingsize boom, die pas na een sobere Adventsperiode van vier lange weken, op de dag voor kerst opgetuigd mocht worden, hetgeen de taak van vader Frans was. De volgorde was belangrijk, eerst de piek, dan de kaarsjes, dan de slingers. De losse ballen mochten pas op het laatst in de boom gehangen worden. Er stond een teil water naast met een steelpannetje, om een eventuele brand te kunnen doven. De kampbewoners verlangden juist met kerstmis wanhopig naar vrede in China.

Frans schrijft op Kerstmis-avond 1940, dat ze kerst dit jaar goed gingen vieren, omdat het kerstfeest in 1939 helemaal in het water gevallen was vanwege een zeereis uit Europa. Ze hadden nu een grote kerstboom, veel cadeautjes en lekkers en er was een maaltijd met kalkoen gepland voor vijftien mensen. De jezuïet Klok logeerde bij hen. Willy schrijft op 28 december 1940:

Met kerst was het erg gezellig in huis

Ik hou van een huis vol mensen. De kalkoenen waren verrukkelijk. Ze hadden al tien dagen op hun erf rondgelopen. Antoon had reuze schik gehad met die beesten, enig om te zien. De kersttafel was versierd met kabouters, poinsettia en minikerstboompjes. De hele familie kreeg een souveniertje. De volgende dag hebben we koude kalkoen gehad met niertjes en gebakken eieren voor lunch & geen warm eten want de jeugd had al drie dagen een party & gelukkig geen van allen ziek geweest. Ik heb hele potten poinsettia’s en bloesem staan en hoop ze over te houden tot het nieuwe jaar. Oudejaarsavond heb ik mensen voor dinner & daarna naar de Country Club. We gaan zelden uit, maar zulke feestdagen moeten herdacht worden. […] Kleine Frans probeerde direct de lollypops en de chocola uit de boom te halen. Morgen gaat de jeugd schaatsen. Het is heerlijk zonnig weer en de koude valt dit jaar erg mee. Ik zou thuis best even om het hoekje willen kijken…

Het kantoor van de Holland China Trading Company in Shanghai

 

Het kantoor van de Holland-China-Handelsmaatschappij

 

 

Het kantoor van Frans de Jongh in 1923.  Je ziet Chinees, Europees en Portugees personeel aan het werk. Frans werkte eerst in  de boekhouding, later in de verzekeringen en sundries (diverse artikelen).  Het werk in de verzekering was vrij riskant. Een aantal bij de HCTC of in het Hollands HCHC ( Holland China Handels Compagnie) verzekerde  Chinese gebouwen en schepen brandden af zonder verklaarbare reden en onder verdachte omstandigheden, de fraude was moeilijk te bewijzen. Het kantoor was ook Shipping Agent voor de Java-China-Japan Lijn, waarmee men  tabak, bonen,  rijst en steenkool naar Java exporteerde, en producten als  suiker, olie en rotan in China importeerde. Een ander ‘exportartikel’ waren de koelies voor de tinmijnen op Bangka In Nederlandsch Indië.  Dit vervoer was zeer omstreden. Veel repatrianten, ook kinderen en baby’s,  stierven op weg naar hun vaderland China, weliswaar met een volle geldbuidel maar volledig uitgeput na het jarenlange gezwoeg in de mijnen en de onmenselijke omstandigheden aan boord van De JCJL schepen. Ook Slauerhoff die op de JCJL voer vertelt hierover in zijn boek Het leven op aarde, van 1953. De Java-China-Japanlijn werd na de Tweede Wereldoorlog omgedoopt tot de KJCPL, de Koninklijke Java-China Paketvaart Line. Men wilde niets meer met Japan te maken hebben. Lees meer over de Java-China-Japanlijn in voetnoot 25 van Hier in het Oosten alles wel.

 

De Tjimanoek     

De Tjimanoek, courtesy of H.A.Slettenaar secretaris van de KJCPL

De Tjimanoek was het schip waarmee Frans de Jongh van Tandjong Priok naar Hong Kong en Shanghai voer. De schepen van de Java-China-Japanlijn droegen namen met het voorvoegsel Tji.  Ze waren vernoemd naar Javaanse rivieren.(zie voetnoot 25 van Hier in het Oosten alles wel) De foto ziet er wat dreigend uit en geeft zo ook de grimmige sfeer weer van die aan boord heerste. Frans was er geschokt door. De twee volgende citaten uit mijn boek maken dat begrijpelijk:

 

Veel prettige ervaringen, maar ook veel ellende aan boord. Wij nieuwelingen, versch uit Europa, wij beschouwen alle menschen nog gelijk. Slavernij bestaat voor ons niet maar hier in het oosten zien wij anders. Er zijn hier aan boord buiten ons nog 1800 andere menschen, werkelijk menschen, maar die hier slechts lading beteekenen. Het zijn Chineezen uit Indië, die terugkeeren naar hun land, afgeleefde & versleten koelies uit de Tinmijnen, maar ook geheele families, vrouwen & kinderen, zij liggen hier opgepakt in het bagageruim en op het dek, tusschen kisten en tonnen, geen ruimte om zich te bewegen, het is onbegrijpelijk hoe in die kleine bekrompen ruimte nog 1800 menschen leven kunnen, veel volbrengen hun reis niet, die oude en versleten mijnkoelies, als onbruikbaar uit Banka en Billiton weggestuurd, kunnen het niet doorstaan, ook de kleine wichtjes van nauwelijks eenige weken & die hier nog geboren worden, kunnen in die stank & hitte niet leven & sterven hier, wij zijn nog geen 3 dagen onderweg & ik geloof dat er reeds 20 gestorven zijn, er is wel geneeskundige hulp aan boord, maar tegen gebrek aan lucht & ruimte kan de dokter ook niets doen & kan zich slechts bepalen om de dood vast te stellen, waarna onmiddellijk de primitieve zeebegrafenis plaats heeft. Hier in onze ruime 1e klas kan men niet gelooven dat er zoveel ellende nog is op dit kleine schip & niemand die ook maar iets van eenig medegevoel bezit, voor hen zijn het geen menschen, dieren zouden er niet met minder zorg behandeld worden. Ik heb gisteren alles gezien, er moest telling gehouden worden & controle van passagebewijzen & alle menschen moesten daarvoor op het achterdek komen & dan één voor één de gang door naar het voordek – het duurde de geheele dag & aan eten of drinken werd niet gedacht. Ik zag dat er zelfs wel welgestelde families onder waren. Allerliefste kindertjes, met die grappige kale kopjes & zoo’n klein haarpluimpje voor op hun hoofd, vrouwtjes met hun kleine bokkepootjes, waarop zij bijna niet kunnen loopen, een voorzorg opdat zij niet van hun man kunnen loopen. [1] De kapitein vertelde dat er onder waren die schatrijk zijn, maar er bestaat geen andere gelegenheid om weg te koomen & zij wagen hun leeven om de reis te doen, wellicht betalen zij even veel als ik, 1e klas, want alle plaatsen worden direct door chineezen opgekocht en tegen fabelachtige prijzen aan de passagiers verkocht.

[1]De term ‘bokkepootjes’ refereert aan ingebonden voeten.

Ook de schrijver/dichter J. J. Slauerhoff die in die jaren als scheepsarts op de Tjimanoek en andere schepen van de JCJL voer, bevestigde het bovenstaande schokkende verhaal. [1]Als scheepsarts voelde hij zich machteloos, kon hij alleen maar doodzieke mensen onderzoeken en de dood van de overledenen vaststellen. Hij zag de opeengepakte koelies op de ijzeren tussendekken tussen de lading, met geslonken spieren en ingevallen wangen, die naar China terugkeerden na vijf jaar zwoegen in de giftige tinmijnen en de bloedhete rubberplantages. Ze hadden wel een dikke gordel met geld, maar waren volledig versleten. Hij beschreef met veel mededogen de baby’s en de oude mensen. ‘Er zijn pasgeborenen, die mollig en zacht zijn als kleine weekdieren, wier grote bruine ogen zo open en week in het kleine gelaat liggen. En ook stokouden wier slappe huid als een te ruim gewaad om murwe beenderen hangt, die alleen terugkeren om in het land te sterven […] sommigen stierven al aan boord, op het achterdek stonden evenveel kisten als sloepen, zij rustten op een laag ongebluste kalk, het deksel tegen hun gezicht. Maar zij kwamen toch thuis in het vaderland China. Uit het tussendek steeg gegons en gesis op, als van een enorm insect dat op- en neergaand geluid voortbracht, een geur walmde naar boven, hing over het schip.’ De mensen stikten half in het ruim. Over de aankomst in China: ‘Ik heb van de opvarenden geen van alle gekend, geen enkele onderscheiden uit de massa. Vijftienhonderd hebben meegeleefd op dezelfde kleine ruimte, zestien dagen lang, zonder toenadering. Het is leeg en stil nu ze weg zijn en de stank wordt minder. Dat is alles. En nu in China zijn er vijftienhonderd mensen meer, dat is niets!’

[1] Jan Jacob Slauerhoff, Het Leven op Aarde (’s Gravenhage: Nijgh & van Ditmar, 1953, derde druk), pp. 5-6.

De heer Slettenaar die mij de foto stuurde meldde de volgende gegevens. De TJIMANOEK, 5628 brt, was in 1911 gebouwd bij Wilton Feijenoord in Rotterdam, en werd aangedreven door een 3 cilinder triple expansie stoommachine en kon een snelheid bereiken van 11,5 knopen. Aan boord was ruimte voor 12 passagiers in de 1e klas, 18 in de 2e klas, 56 in de 3e klas en 692 tussendekpassagiers. Vooral dat laatste gegeven geeft enorm te denken. De 692 tussendekpassagiers reisden dus in die erbarmelijke omstandigheden, samengeperst in het ruim.

Artikel in de Gelderlander van 7 september 2016

Lex Halsema schreef op 7 september een artikel in de Gelderlander, dat heel goed beschreef waar mijn boek over gaat en hoe ik er aan gewerkt heb.

Familie- en Wereldgeschiedenis

De familiegeschiedenis van Amsterdammer Frans de Jongh is ingebed in de wereldhistorie. Huissense Mieke Melief legde die vast.

Stevig boek, verrassend mooi uitgegeven

Frans de Jongh is de oudoom van Mieke Melief en het beginpunt van Hier in het Oosten alles wel. Een stevige en verrassend mooi vormgegeven pil van een boek dat alleen daardoor al ‘geschiedenis’ uitstraalt. Maar ook inhoudelijk is het, zeker voor mensen met belangstelling voor geschiedenis, een aanrader.

Een relatief onbekend stukje Nederlands kolonialisme

Melief schetst op basis van originele brieven uit die tijd en op basis van gesprekken met haar nog levende tante een beeld van een relatief onbekend stukje Nederlands kolonialisme in het China van voor de oorlog. Daarbij gaat het om de familiegeschiedenis van de handelsfamilie De Jongh, maar dus ook om het grote raamwerk van de geschiedenis zelf.

Verrassingen in China

En daar zitten nog best verrassingen tussen. Bijvoorbeeld dat er ook in China jappenkampen lagen, waar Nederlandse burgers gevangen werden gehouden. Uiteraard wil Melief niet te veel over het boek verklappen, maar ze glimlacht geamuseerd over de verbazing bij de verslaggever als het ‘Chinese jappenkamp’ ter sprake komt. “Ja dat weten niet veel mensen. Voor de meeste mensen zijn die kampen iets uit Indonesië, of zo je wilt Nederlands-Indië. En er zat gelukkig wel verschil tussen. Net als in Indië waren de kampen in handen van de Kempeitai, de militaire politie van de keizerlijke Japanse strijdkrachten, maar anders dan in Indië waren de kampleiding en de bewakers geen militairen, maar maakten ze deel uit van de consulaire politie. Uit de brieven blijkt ook dat ze hoffelijker waren.  Al blijft het natuurlijk wel een gevangenis, waar heel erge honger geleden is,” weet Melief.

Alles is geschreven op basis van brieven, gesprekken en onderzoek

De inmiddels 72-jarige Huissense, oud-lerares Frans, begon in 2010 aan het 415 pagina’s tellende boek, dat in september uitkomt. Het verhaal telt 377 bladzijden, de rest wordt gevuld met foto’s voetnoten en bronnen. Een flinke klus dus. “Ja, ik heb er een jaar of vijf over gedaan, want vorig jaar was ik eigenlijk al klaar. Daarna was het een kwestie van puntjes op de i en vormgeving”, aldus de Huissense die met haar boek fictie heeft vermeden. “Alles is geschreven op basis van brieven, gesprekken en onderzoek. Natuurlijk probeer je dat wel zo mooi mogelijk op te schrijven. Maar zonder zelf dingen toe te voegen, het is een soms confronterend maar wel eerlijk boek geworden. Hier in het Oosten alles wel geeft inzicht in de denkwereld van de familie in de jaren vlak voor de oorlog. Inzichten om ondanks die oorlogsdreiging in China te blijven, maar ook een kijkje op het leven van alledag, ook in oorlogstijd.

Melief: “Mijn oudoom was aan de ene kant kritisch, maar tegelijkertijd iemand uit die tijd.

 

Zo was hij tegen discriminatie op basis van ras, had moeite met de superieure houding van met name de Engelsen en de onderdanigheid van de mensen daar. Ook was hij een fel tegenstander van de ‘koeliehandel’, mensenhandel tussen Nederlands-Indië en China. Maar tegelijkertijd vond hij het normaal om personeel te hebben en de Chinese kok af en toe te slaan, omdat hij te veel vlees uit de soep gehaald had voor eigen consumptie.”

Voor Melief is haar debuut als schrijver ook meteen haar eindpunt. ” ik ben 72 en en boek schrijven is inspannend. Maar het schrijven zelf is wel heel leuk, dat wil ik wel blijven doen voor artikelen in tijdschriften en voor de blogs op mijn website www.hierinhetoostenalleswel.nl

 

nieuwe-foto-gelderlander-001

The sewing room

In Weihsien, het jappenkamp in Shantung, was een sewing advisory group actief. Er waren naaimachines, mooiere en minder mooie, die een aantal vrouwen meegebracht had in het kamp. Anneke vertelt dat ze daar graag werd ingewijd in de geheimen van de naaikunst. Van de stof van meelzakken of rodekruis zakken werden bloesjes, overhemden of schorten genaaid. De stof werd ook gebruikt voor ondergoed en voor het oplappen van kapotte kleding. Jurkjes die te kort geworden waren, werden verlengd met een strook in de rok en een brede band in de taille, zodat alles wat langer werd. Lange broeken werden veranderd in shorts, terwijl stof van de afgeknipte pijpen gebruikt werd om het zitvlak te verstevigen. Het eindresultaat van al dat naaiwerk was een bontgekleurd geheel. Er was een Amerikaanse dame die een patroon had voor een beha. Anneke kreeg zo haar eerste onvergetelijke behaatje. Het was gemaakt van wit poplin, met gestikte bandjes en een sluiting van twee knopen op de rug .

 

3-09-weihsien-camp-sewing-group

The Paperhunt 1921

Shanghai februari 1921. Deze kosmopolitische stad bood zijn westerse inwoners allerhande vertier dat geïmporteerd was uit allerlei landen. De Britten hadden echter de overhand bij de invoer van sporten en gebruiken. Er was één erg opvallende en grappige Britse sport: de paperhunt. Er viel namelijk niets te jagen in de omgeving van Shanghai. Er was gewoon helemaal geen wild. Daar verzonnen de Engelsen natuurlijk iets op want gejaagd moest er worden. Er werd een parcours uitgezet met strookjes papier die in de bomen en struiken gehangen werden. De ruiters moesten vanaf het startpunt over een afstand van vijf mijl dit spoor papieren strookjes volgen, tot aan een controlepost. Vanaf dat punt werd het een race. Wie het eerste bij het startpunt terug was won de race en mocht de week erna het parcours uitzetten met de papiertjes. Het seizoen duurde van november tot maart. Het was eigenlijk niets anders dan de bij ons zo bekende speurtocht op kinderfeestjes. De Chinese boeren waren er niet blij mee en vroegen vaak veel geld als schadevergoeding, wanneer er over hun land gereden werd. Ook waren de Chinese burgers van Shanghai bang dat de ruiters over hun grafheuvels zouden rijden. De deelnemers reden op vurige Mongoolse paardjes, waarover in een volgend blog meer.

1-08-shanghai-februari-1921-paperhunt

Ayn Rand en het Imperial Hotel

 

Toen Frans de Jongh terugkeerde naar China van zijn eerste verlof in 1924, koos hij de westelijke route via de Verenigde Staten en Japan. Hij bezocht onderweg New York, de Niagara Falls en de grote natuurreservaten Yellowstone en Yosemite. Aan het einde van zijn reis verbleef hij in het Imperial Hotel in Tokyo. Hij schrijft hierover: ‘Het is een heel vreemd bouwwerk, maar ik heb deze ruimte en frisheid in een hotel toch liever dan die artistieke sombere gedrongenheid.’ Het was ook het enige gebouw dat ongeschonden uit de grote aardbeving van 1923 gekomen was. Het was gebouwd door de architect Frank Lloyd Wright uit Chicago, wiens bouwstijl verwant was aan de Bauhaus stroming. Frank leek niet alleen op de vrijgevochten architect/held van de Fountainhead, het personage van Ayn Rand was door hem geïnspireerd. Frans was onder de indruk van de moderniteit van Japan. De sobere, maar toch frisse en ruimtelijk aangename inrichting van de Japanse huizen sprak hem aan. Hij hing in zijn huis in Tientsin een prent op van een Japans interieur . Op de foto een block print van het Imperial Hotel.

hotel-imperial-tokyo-001

Slauerhoffs eenzame eiland

Net uitgekomen Varend eiland, brieven van van J.J Slauerhoff. Je komt hem ook tegen in Hier in het Oosten alles wel. Op pp. 35, 36 en 40. Deze mismoedige dichter verbleef langdurig in het Verre Oosten en voer op de Java China Japan lijn, zelfs op hetzelfde schip de Tjimanoek en in dezelfde periode als mijn hoofdpersonage Frans de Jongh. Beiden waren geschokt door de misstanden die ze aantroffen. Slauerhoff werkte als scheepsarts maar stond machteloos tegenover het menselijke leed dat hij op de schepen aantrof. Hij ging niet graag aan land in China en verlangde steeds weer naar een leven op zee, maar bleef intens eenzaam op zijn ‘varende eiland’.

 

eiland