Begraven in China, toen en nu

Vroeger

Uit de inleiding van Hier in het Oosten alles wel

Citaat :De Chinese dowager-empress had het bouwen van spoorwegen in de 19e eeuw lang tegengehouden, omdat deze modernisering in China heel gevoelig lag. De mandarijnen vreesden een volksopstand. De grafheuvels, die kriskras over het hele land verspreid lagen en die heilig en onaantastbaar waren vanwege de voorouderverering door de levenden en de zielenrust van de overleden familieleden, liepen immers door de aanleg van spoorwegen gevaar te worden vernield of ontheiligd. Volgens de feng shui of de geomantiek − de waarzegkunst die van de verschijnselen van de aarde uitgaat − zou de harmonie van de plekken aangetast kunnen worden.

Citaat:  De doden werden begraven buiten de stad op de velden, waar de witte rouwstoeten hen uitgeleide deden. De begrafenissen varieerden van stoeten met heel grote plechtigheden, luide muziek, een rijk uitgedost gevolg en een rijkelijk versierde draagbaar tot kleine stoeten met een kleiner gevolg, maar ook met een draagbaar. Voor alle begrafenissen was de kleur wit. De graven waren kleine met gras begroeide heuveltjes. De doden werden begraven met wat ze in het hiernamaals nodig zouden hebben: eten, geld en kleren. De vindingrijke Chinezen gebruikten tot dit doel papieren versies van het eten en de kleren en voegden nagemaakt geld toe.

Uit Hier in het Oosten alles wel, Shanghai 1919

Citaat :Indrukwekkend waren ook de begrafenisstoeten van welgestelde Chinezen. Frans stuurde er een foto van naar Holland waarop je het grote gevolg ziet, dat overwegend in de witte rouwkleur gekleed gaat. Er gaat een versierde auto vooraf aan de lijkbaar die door in het wit geklede mannen gedragen wordt. De priesters dragen galakleding, brokaten tunieken. Er volgt een grote groep fluitspelers en mensen met handcimbalen. Een groep boeddhistische priesters die in de stoet meeloopt, draagt geen witte kleding, maar zwierige mantels en platte hoeden. 

Begrafenisstoet                                                                                           

De dragers van de doodskist

Priesters in de stoet                                                                                 

Priesters in ceremoniële toga’s

Uit Hier in het Oosten alles wel, Tientsin 1933-1943

Citaat: De meisjes ontdekten de kleurrijke hutongs (steegjes), waar het nog bedrijviger was, hoewel ze van hun ouders absoluut niet door een volkswijk naar school mochten fietsen. Je zag daar riksja’s, karren en venters, maar ook open winkeltjes en bijvoorbeeld kappers, die op straat werkten of ‘public writers’, die brieven op bestelling schreven. Karakters op briefjes in een langwerpige envelop. Af en toe zagen ze net als vader Frans in Shanghai een indrukwekkende lange witte begrafenisoptocht, met veel muziek, felgekleurde draken en mensen in mooie witte gewaden. De muziek die de dode uitgeleide deed bestond meestal uit zwaar slagwerk gespeeld door vier percussionisten. Blazers, meestal twee, bespeelden het klagende blaasinstrument de suona. Vuurwerk werd afgestoken om de boze geesten te verdrijven. De geschenken die aan de dode meegegeven zouden worden naar het hiernamaals werden ook meegedragen. Aan de grootte van de processie was te zien of het een het een ‘dure dooie was of niet’. Iedereen liep mee. Men had alles over voor het hiernamaals.

Voorouderverering

De voorouderverering speelt een grote rol bij het begraven van de doden in China. Het is belangrijk er voor te zorgen dat de dode een mooie en eervolle begrafenis krijgt met veel ceremonieel. De geesten van de doden blijven bestaan en moeten zich goed voelen. Als zij het goed hebben, voelen ook de nabestaanden zich goed. Bij de begrafenis werden dus van oudsher bezittingen meegegeven, die de dode in het echte leven ook genoten had. Ook werd er geld meegegeven. De praktische Chinezen vervingen dit in de loop der eeuwen door papieren geld. Dit werd verbrand zodat het meegenomen kon worden naar het hiernamaals. De rijke doden werden begraven met veel en kostbare geschenken en hadden ook een stoet met veel pracht en praal. De armen hadden een soberder uitvaart. Bij de graven werd driemaal per jaar geofferd. De Chinezen hadden ook een altaartje in huis waarop drie maal daags wierookstokjes gebrand werden. Frans de Jongh kreeg in 1919 Chinese les van een Chinese. Hij werd tijdens het Chinese Nieuwjaarsfeest bij haar thuis uitgenodigd. Daar is hij getuige van deze voorouderverering:

Citaat uit Hier in het Oosten alles welHet onderwijzeresje zelf zat er over in dat ze niet mee kon doen aan de offergaven en het wierookbranden voor de voorvaderen en Boeddha, omdat ze dit jaar katholiek was geworden. Ze was half verliefd geworden op een Ier die haar had laten zitten en volgens haar nieuwe geloof mocht ze niet meer meedoen aan die afgoderij. Frans had haar gezegd dat ze best mee mocht doen als ze het juiste gevoel van de herinnering had. Hij vond die verering van de overledenen bij de Chinezen schitterend. Haar vader was anderhalf jaar geleden gestorven en iedere avond werd zijn maaltijd nog neergezet voor zijn portret en de volgende ochtend verbrand. Iedere morgen rolde zij de opiumballetjes voor zijn pijp zoals vroeger. De Chinezen leefden met de overledenen.

Anno 2017

              grafheuvels in China, 21e eeuw     

Ruben Terlou laat in zijn documentaire zien dat heel veel rituelen bewaard zijn gebleven, met name op het platteland waar nog plaats is voor grafheuvels. De kleur van de begrafenis is nog steeds wit. De symbolische papieren geschenken hebben zich aangepast aan de tijd. Nu worden bezittingen als een airco, een auto of een ijskast en zelfs een luxe woning verbrand. De toewijding van de nabestaanden is zeer groot. Er wordt hevig gerouwd en kosten noch moeite worden gespaard. Het vuurwerk knalt nog steeds. Je voelt nog steeds de diepe eeuwenoude eerbied voor de doden. Het platteland van China is nog steeds bezaaid met eeuwenoude en recentere grafheuvels.

Citaat uit de  documentaire van Terlou: Tijdens ons bezoek aan de binnenlanden van China stuiten we op een oud Chinees ritueel: de dodenverering. Er wordt een huis van rietpapier gebouwd, compleet met ramen, torens en een voortuin. Na een gebed worden eerst de torens in brand gestoken en vervolgens het huis zelf en alles wat erbij ligt. Het huis is het symbool van veiligheid, het biedt de overledene een veilig heenkomen. De papieren snippers die om het huis heen liggen, zijn het symbool van geld. De nabestaanden geven de dode voldoende geld mee, om een goed leven na de dood te hebben. Dit alles gaat gepaard met veel knalvuurwerk, waarmee de boze geesten worden verjaagd. Al met al was het een vrij feestelijke gebeurtenis. 

Toch zijn er ingrijpende veranderingen gaande. Er is in de Chinese metropolen geen ruimte voor grafheuvels. Vanwege de grote trek van het platteland naar de grote steden kunnen nabestaanden niet meer drie keer per jaar bij het graf komen offeren. Met een mobiele telefoon en een QR code kun je op afstand offeren. De Chinezen zijn dus nog steeds even vindingrijk als vroeger. In de grote steden wordt de as van de dode in een urn geplaatst en in grote hoge muren (op een begraafplaats) van gepolijst natuursteen bijgezet. Die muren met al die nisjes zien er uit als de gigantische torenflats waarin de moderne Chinezen wonen.

               Grafsteen met QR code

Mieke Melief

Klik hier om een reactie achter te laten
Vincent Rondwijk - 25 maart 2021 Reply

Bedankt voor het delen van dit artikel over uitvaarten in China. Ik vind het mooi om te lezen welke rituelen gebruikelijk zijn in andere landen. Daarnaast vind ik het ook indrukwekkend dat veel eeuwenoude rituelen nog steeds gebruikt worden.

    Mieke Melief - 25 maart 2021 Reply

    Beste Vincent, dank voor je reactie. Eind 2019 heb ik in China vanuit de trein nog veel grafheuvels in de velden gezien.

Laat een reactie achter: