De lange zomers in Peitaiho

De lange zomers in Peitaiho

Om de stoffige, bloedhete Noord-Chinese vlaktes te ontvluchten verhuisden veel expatriates en ook de familie De Jongh tussen 1930 en 1942 jaarlijks voor minstens zes weken naar Peitaiho, een tien kilometer lang stuk goudgeel strand, dat omzoomd werd door heuvels vol geurende dennenbossen. Ze verbleven in hotels of huurden vakantievilla’s met grote veranda’s of loggia’s, gelegen in tuinen waar mimosa bloeide of bougainville groeide. De reis naar Peitaiho, die een halve dag duurde per langzame, schommelende stoomtrein, met harde houten banken, was meestal een echte verhuizing. Het hele huishouden inclusief personeel, zoals cook en amah verplaatste zich. Tijdens deze idyllische vakanties werd er veel gezwommen en af en toe op ezeltjes gereden, maar werden de kinderen verder beziggehouden door missionarissen, die ook met vakantie waren. Er werden dan spelletjes gedaan en bijvoorbeeld lessen in square dansen, zingen en het bakken van koekjes gegeven.

Peitaiho wordt Beidaihe

Na het uitroepen van de Volksrepubliek China in 1949 bleef deze badplaats geliefd en heette vanaf toen Beidaihe (Pinyin spelling). Alleen Mao, die een eigen baai had, Mao’s hogere partijfunctionarissen en hun families en buitenlandse gasten mochten hiervan gebruik maken.

Carolijn Visser

beschrijft deze situatie in haar recente boek Selma – een verhaal dat begint (1949), waar mijn verhaal ophoudt (1947) en vertelt over enkele zorgeloze zomervakanties in Beidaihe van Selma en haar gezin. Helaas kon ze er slechts enkele keren heen en dan met een permit, die ze kreeg omdat haar man belangrijk was in de partij. Anneke vertelt dat  anno 2016  Beidaihe nog steeds de plek is waar de bobo’s van de communistische partij ‘s zomers vertoeven.

 

Mieke Melief

Klik hier om een reactie achter te laten

Laat een reactie achter: